Coronavirus en COVID-19 bij dieren
De rol van gezelschapsdieren en landbouwhuisdieren in de epidemiologie van het coronavirus (SARS-CoV-2) dat de ziekte COVID-19 veroorzaakt is op dit moment onbekend. In dit artikel staat informatie over het coronavirus met betrekking tot gehouden dieren.
Dit is informatie uit de Vetinf@ct nieuwsbrief voor veterinairen van vrijdag 6 maart 2020. Dit is een uitgave van Wageningen Bioveterinary Research (WBVR), faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht, GD, KNMvD, RIVM en de NVWA.
Coronavirus bij gehouden dieren
Er zijn geen aanwijzingen dat gezelschapsdieren en landbouwdieren geïnfecteerd kunnen worden met het coronavirus SARS-CoV-2, of dat ze een infectiebron vormen voor mensen. Verdere studies zijn nodig om te begrijpen of en hoe verschillende dieren kunnen worden getroffen door het virus. Momenteel worden studies uitgevoerd om de rol van gezelschaps- en landbouwhuisdieren op te helderen.
Dierenartsen geven verdenkingen door
Het coronavirus SARS-CoV-2 is voorlopig aangewezen als meldingsplichtige ziekte. Dat betekent dat aantonen van het virus in zieke dieren direct gemeld moet worden aan de NVWA, die het vervolgens doorgeeft aan de OIE. Dierenartsen die verdenkingen hebben omdat een hond of kat ziekteverschijnselen vertoont na contact met een patiënt met COVID-19 in thuisisolatie, moeten contact opnemen met de NVWA. Wageningen Bioveterinary Research (WBVR) heeft een PCR-test beschikbaar voor SARS-CoV2 en kan verdachte dieren testen, maar zal dat uitsluitend doen in risicosituaties en in overleg met NVWA.
Vaccins en testen
Er zijn momenteel géén vaccins voor dieren beschikbaar tegen coronavirussen die luchtweginfecties veroorzaken. Wel zijn er vaccins tegen coronavirussen die maag-darm-infecties veroorzaken voor verschillende diersoorten beschikbaar, maar dit zijn vaccins tegen diersoortspecifieke en enterale coronavirussen. Deze vaccins zijn niet bedoeld voor SARS-CoV-2.
Er zijn (snel)testen beschikbaar om honden en katten te testen op coronavirus, maar deze testen zijn bedoeld om te controleren of honden of katten geïnfecteerd zijn met een coronavirus dat maag-darm-infecties veroorzaakt, maar niet geschikt om mensen te testen, en bovendien niet gemaakt voor SARS-Cov-2.
Huisdieren van COVID-19 patiënten
Hoewel er geen aanwijzingen zijn dat huisdieren een rol spelen in de verspreiding van het virus, wordt patiënten met COVID-19 uit voorzorg geadviseerd om direct contact met hun huisdier(en) (zo veel mogelijk) te vermijden (niet aaien, knuffelen, kussen of laten likken). Voor COVID-19 patiënten die in thuisisolatie verblijven, wordt geadviseerd om de zorg voor het huisdier aan (gezonde) huisgenoten over te dragen. Huisgenoten kunnen de huisdieren verzorgen en hierbij algemene hygiënemaatregelen in acht nemen (zie onderstaande lijst). Honden kunnen gewoon uitgelaten worden en mogen tijdens het uitlaten in contact komen met andere honden. Katten die normaal buiten komen, hoeven niet binnen te worden gehouden.
Alleenwonende COVID-19 patiënten of patiënten die worden opgenomen in het ziekenhuis wordt aangeraden om indien mogelijk iemand anders voor het huisdier te laten zorgen. Bij het verzorgen van de dieren wordt aangeraden om de algemene hygiënemaatregelen in acht te nemen. Indien het niet mogelijk is om iemand anders voor het dier te laten zorgen, kan het huisdier naar een dierenopvangcentrum gebracht worden. Voor deze centra gelden geen bijzondere vereisten bij opname van de dieren, maar dienen de honden wel gevaccineerd te zijn tegen CDV, CPV, HCC (CAV2) en kennelhoest (hond) en katten tegen FPV, FHV en FCV. Er is geen aanleiding om huisdieren van COVID-19-patiënten in quarantaine of isolatie te plaatsen.
Landbouwhuisdieren van COVID-19 patiënten
Hoewel er geen bewijs is dat landbouwhuisdieren geïnfecteerd kunnen worden, geldt voor voedselproducerende dieren het voorzorgsprincipe totdat meer bekend is over de risico’s. Voor veehouders met COVID-19 is het advies om contact met hun dieren te vermijden, niet in de stal te komen en anderen voor de dieren te laten zorgen.
Algemene hygiënemaatregelen
In dierenopvangcentra zijn, net als in de thuissituatie, algemene hygiënemaatregelen voldoende. Deze gelden ook voor dierenartsenpraktijken.
- Gezelschapsdieren niet laten likken en handen wassen na contact met gezelschapsdieren en hun voedsel of uitwerpselen.
- Neem goede hygiëne in acht: was je handen vaak met zeep en water gedurende minstens 20 seconden, vooral na gebruik van het toilet; voor het eten; na het snuiten van je neus, hoesten of niezen; en tussen bezoeken van cliënt/patiënt.
- Als zeep en water niet direct beschikbaar zijn, gebruik dan een handdesinfecterend middel op alcoholbasis met 60 tot 95 procent alcohol.
- Plaats handdesinfecterend middel, reinigingsdoekjes en tissues in alle onderzoeksruimten, vergaderruimten, toiletten, pauzekamers en andere gemeenschappelijke ruimtes.
- Raak je ogen, neus en mond niet aan met ongewassen handen.
- Hoest of nies in je elleboog of gebruik een tissue om je neus en mond te bedekken en gooi de tissue vervolgens in de prullenbak.
Bron: WUR Wageningen